Wat zijn de gevolgen op de lange termijn?
Bekijk hier de video.
Bekijk hier de video.
Bekijk hier de video.
Mocht uw kind het eerst wel goed hebben gedaan en was er verbetering waarneembaar na de behandeling, dan is het advies om te kijken of er meer uit logopedie/ in combinatie met OMFT in verband met de mondgewoonten te behalen valt dan opnieuw te denken aan een frenulotomie (behandeling).
Soms wil een manueel therapeut of fysiotherapeut, die meer verstand heeft van hoofd/nel/hals, ook nog weleens de spieren en weefsel wat losser kunnen maken om de terugval te stoppen.
Soms die je ook bij kinderen die erg moe zijn of die zijn geweest dat ze terugvallen op wat ze ooit als basis hebben geleerd. Het advies is bij terugval eerst het beloop even af te wachten.
De oorzaak van tanden knarsen is niet altijd een strakke tongriem, maar het is wel een mogelijkheid. Dit omdat bij een strakke tongriem geen goede rustpositie van de tong aanwezig is. Vaak ligt de tong laag, of wordt deze “opgesloten” tussen de tanden. Er ontstaat hierdoor geen rust in de omringende spieren en weefsels, evenals kauwstelsel. Patiënten gaan vervolgens knarsen om onbewust opzoek te gaan naar deze “correcte” rustpositie.
Hieronder verschillende filmpjes over mondmotorische oefeningen.
Zuigtraining vóór de behandeling
Korte mondmotorische oefeningen vóór de behandeling. Dit helpt de baby om erna sneller om te schakelen naar een betere drinktechniek.
Mondmotorische oefeningen voor oudere baby.
Belangrijke mondmotorische oefeningen. Deze baby laat zien dat ze even geen mondtraining wil, maar geholpen wil worden met windjes/poepen/krampjes!
Zwak zuigen met speen training.
Mondmotorische oefeningen voor kokhalzen en hoog gehemelte.
Respecteer tekenen dat baby geen oefeningen wil doen.
Gespannen lippen stretchen en ontspannen.
Mondmotorische oefeningen, extra oefeningen om gespannen kaken en wang spieren te helpen ontspannen.
Slissen kan door meerdere factoren komen. Soms kan het zijn dat jonge kinderen na de behandeling de proale slik/tongpers blijven doen in plaats van de ‘correcte slik’. Als het door mondgewoontes zoals speen of duim makkelijker wordt gemaakt als de voortanden niet over elkaar heen staan, heeft de tong een extra escape als ruimte tussen de voortanden. Het is dan makkelijker om de tong laag te houden en de slik niet af te maken.
Als het slissen tot een jaar of 2,5/3 echt blijvend is, is ons advies om een pre-logopediste er naar te laten kijken.
Een frenulotomie is een voorbehouden handeling door een BIG geregistreerd (tand)arts. In de Tongriem Kliniek werken alleen (tand)artsen die Kirsten persoonlijk heeft begeleid en opgeleid gedurende maanden door bij elke behandeling aanwezig te zijn en te assisteren. Dit om het niveau van de behandelingen te kunnen waarborgen. In het verleden hebben collega (tand)artsen wel eens meegekeken. Dit is niet hetzelfde als opleiden. Helaas is in de Tongriem Kliniek 40% van het werk, de frenulotomie overdoen van andere (tand)artsen en verloskundigen. Wij zien dermate veel herbehandelingen en foutieve behandelingen van collega’s en hebben hierdoor besloten geen (tand)artsen meer mee te laten kijken of op te leiden om patiënten te beschermen. Wel is er de mogelijkheid voor lactatiekundige IBCLC om onder bepaalde voorwaarden een dag mee te lopen om meer te leren over tongriem problematiek. Wel geeft de Tongriem Kliniek naast college, bij- en nascholing over de problematiek.
Het is aan te raden minstens 2 weken tussen een afspraak voor vaccinaties/inentingen en een eventuele behandeling in de Tongriem Kliniek te hebben.
Na een vaccinatie kan de baby koorts krijgen en na de behandeling kan de baby spierpijn krijgen in en rond de tong.
Dit is voor de baby geen fijne combinatie.
Bij oudere baby’s, kinderen en volwassenen met een te strakke tongriem kunnen compenserende mondgewoontes aanwezig zijn. In de zwangerschap slikt een baby vruchtwater met een tong die vast zit, waardoor de hik ook dan al aanwezig kan zijn. Een ouder kind en volwassenen hebben jarenlang compensatiegedrag vertoond doordat omringende spieren en weefsels compenseren voor de beperkte functionele beweging van de tong. Denk aan voedsel in de mond verplaatsen van links naar rechts, goed slikken zonder je te vérslikken, je tanden schoon vegen na het eten en praten. Vaak slikt de patient naar voren, dat heet een”persslik” of tongpers. Dit kan invloed hebben op de stand van de tanden, kaken of algehele lichaamshouding.
De voorbereiding voor een behandeling is daarom tweeledig:
1. Compenserende spieren in het hoofd, nek en halsregio kunnen flink “vast” zitten en daarom beter vóór een eventuele tongriembehandeling gecheckt en behandeld worden door een zorgverlener die daarin gespecialiseerd is. Van patiënten horen we dat ze dit bij een fysiotherapeut, manueel therapeut, orofaciaal therapeut, chiropractor, of osteopaat laten doen voor klachten zoals bijvoorbeeld een verkeerde houding, stijve nek, kaakklemmen, knarsen en hoofdpijnen. Alleen een tongriem behandelen is niet afdoende als de omringende spieren en weefsels blijven vastzitten en beperken in de functionele bewegingen.
2. Tevens verbetert een behandeling als de patiënt van te voren en na de behandeling naar een gespecialiseerde logopedist in OMFT (oromyofunctionele therapie) gaat. Dit kan helpen om foutief aangeleerde mondgewoontes en manier van slikken te analyseren en eventueel te trainen of af te leren in een individueel afgestemd programma.
Mocht een OMFT logopediste niet beschikbaar zijn is de Kieferfreund app een optie om te trainen en te oefenen (zie www.kieferfreund.com of https://www.tongriem.com/nl//tongtraining/)
Wij horen regelmatig dat mensen lezen dat er weinig gevoel in de tongriem zit en dat een tongriembehandeling daardoor vrijwel gevoelloos zou zijn.
Dit is echter niet het geval en wordt daarom op de Tongriem Kliniek ook altijd oppervlakkig verdovingszalf gebruikt of verdovingsprikken bij het oudere kind en volwassenen.
Bij de Tongriem Kliniek krijgen wij vaker de vraag waarom een kind (nog) kwijlt na de behandeling. Of dat baby’s belletjes blazen.
Ongeveer 2000 x wordt er reflexmatig dag en nacht geslikt. Om goed speeksel te kunnen wegslikken is een volledig beweeglijke tong nodig. Met een strakke tongriem kan de tong niet goed naar omhoog en naar achteren bewegen en in een golf beweging voedsel, drinken en speeksel weg slikken richting de slokdarm. Op het moment dat de tong meer beweeglijk wordt door de behandeling, heeft een tong in feite deze beweging nog nooit (helemaal) kunnen maken en moet het nog aangeleerd worden. Bij een baby gaat tot ongeveer 3 maanden alles op reflex maar kan het nog steeds weken tot maanden duren goed te leren slikken. Na 3 maanden heeft een baby of kind al zijn eigen manier gevonden om drinken en eten weg te slikken. Het vraagt dus enige tijd voordat de tong een goede/nieuwe slik aangeleerd heeft en kan kwijlen ontstaan of erger worden. De hersenen moeten deze bewegingen gaan aan sturen. Bij het oudere kind kan logopedie met OMFT uitkomst bieden. Zie de FAQ’s over OMFT.
Daarnaast is het belangrijk dat een kind goed de mond sluit en door de neus ademt of gaat leren sluiten, dus ook de lippen goed kan sluiten. Ouders kunnen de mond sluiten als ze zien dat hun baby of kind de mond heeft open hangen door zachtjes de kin omhoog te bewegen als hij of zij bijvoorbeeld slaapt of speelt. Belangrijk dat er alleen een speen gebruikt wordt voor troost en in slaap vallen omdat bij speengebruik de tong gehinderd wordt om de slik naar omhoog en naar achteren richting de keel goed te leren af te maken.
Na de behandeling aan tongriem of lipband kun je dingen merken die kortere of langere tijd aanhouden zoals zwelling van de lip, kwijlen, kokhalzen of andere ongemakken en bijzonderheden.
* Granulatieweefsel: Dit is een klein bobbeltje van extra littekenweefsel dat op het wondje kan ontstaan. Vermoed je dat je dit ziet, stuur dan rustig een foto. Het is niet ernstig en meestal wordt het kleiner. Als het belemmeringen geeft met drinken, kan het nog worden weggehaald.
* Kwijlen: Omdat je kind opnieuw moet leren slikken na de tongriembehandeling, kan er nog een tijdje sprake zijn van kwijlen. Als je kind ook (nog) een slappe lipsluiting en openmondpositie heeft, kunnen ook die bijdragen aan het kwijlen.
* Teruggroei: Na de behandeling zal de wond snel genezen. Het doel van de nazorgoefeningen, waarbij het wondje wordt gemasseerd en opgerekt, is dat de wond niet te snel en weer te strak dichttrekt. Als er te veel teruggroei ontstaat, kan de tong- of lipmobiliteit weer beperkt worden. Het advies is om op het nazorgspreekuur terug te komen om dit te laten controleren; voor een afspraak mail je naar : info@tongriem.com
* Spierpijn en ongemak: Na de behandeling horen we regelmatig terug dat de oudere kinderen en volwassenen (spier)pijn voelen in de kaken, tong en keel. Baby’s geven dit vaak aan door huilen of slecht willen drinken. Zie de FAQ over pijnbestrijding.
* Spugen: Omdat de baby mogelijk direct al effectiever drinkt, kan het zijn dat het kind grotere hoeveelheden melk drinkt. De maag is aan die nieuwe hoeveelheden nog niet meteen gewend en dat kan ertoe leiden dat het teveel weer wordt uitgespuugd. Het is heel goed mogelijk dat de baby de eerste tijd tijdens het drinken nog lucht mee naar binnen slikt. Vlak na de behandeling kan er ook ingeslikt bloed bij zitten (wat in de luier zwart/donkergroen weer tevoorschijn komt).
* Stinkende adem/mond: Wij horen soms terug van ouders dat de baby een stinkende adem heeft. Dit kan enkele dagen tot een week aanhouden; dit kan verder geen kwaad.
* Gezwollen bovenlip: De bovenlip kan na lipbandbehandeling tot 5 dagen wat gezwollen blijven.
* Trillende kaken: Bij sommige baby’s is er sprake van trillende kaken als gevolg van compensatiegedrag dat de baby heeft ontwikkeld vanwege de te strakke tong- of lipriem. Omdat de tong na de behandeling nog getraind moet raken, kan het zijn dat het compenseren met de kaakspieren nog doorgaat. Kijk maar eens naar de ontspanningsvideo. Compensatiegedrag kan om uiteenlopende redenen langer aanhouden. (We komen hierop in andere onderwerpen nog terug.) Soms is het in zo’n geval nodig om een andere zorgverlener te consulteren die de hiervoor benodigde begeleiding kan geven. Zie de FAQ over compensatiegedrag en video’s met voorlichting hierover.
* Naar binnen krullende lip: De baby is niet gewend de lip naar buiten te krullen. Je kunt je baby hierbij kort na de ingreep een beetje helpen. Kijk maar eens naar de ontspanningsvideo.
* Aanwezige zuigblaren: Met een te strakke tong- of lipriem ontstaan er vaak zuigblaren. Deze kunnen nog enige tijd aanwezig blijven, zeker op de bovenlip. Een blaar in het midden van de bovenlip is een normaal voorkomend verschijnsel bij zuigelingen.
* Huilen bij het geven van nazorg: Wat wij terughoren van ouders en merken op het nazorgspreekuur, is dat baby’s vaak huilen wanneer ouders met hen de nazorgoefeningen doen, maar stoppen zodra de oefeningen worden beëindigd of de ouders hen afleiden of voeden of verschonen. Het is moeilijk om met je baby ‘aan het werk’ te zijn, als je merkt dat je kind er overstuur van raakt. Het is ook zeker niet de bedoeling dat je baby lange tijd van slag blijft. Tegelijkertijd kan de nazorg helpen om te voorkomen dat de tongmobiliteit weer beperkt raakt, waarna je misschien de hele procedure nogmaals moet doorlopen met je kind. Het is dan ook een kwestie van voorzichtig balanceren en samen zoeken naar een evenwicht. Zie de FAQ, pijnbestrijding. Observeer je baby of kind goed; de nazorg moet niet ten koste gaan van alles. Het is slechts een advies dat is bedoeld om alles in één keer zo goed mogelijk te laten verlopen. Wanneer je de nazorg doet als je baby niet te hongerig is, is de kans op het overstuur raken vaak kleiner. Als je twijfelt over het huilgedrag, stuur dan gerust een e-mail naar: info@tongriem.com
* Wit beslag op tong: Wanneer de tongriem strak is, heeft de baby in de baarmoeder al niet kunnen oefenen met het heffen van de tong. Dat leidt ertoe dat het gehemelte zich niet zo mooi laag en breed ontwikkelt als nodig is voor een goede mondmotoriek. Zo kan een tong die op de mondbodem vastzit, niet goed contact maken met het gehemelte; daardoor blijven er op de tong voedselresten achter. Na de ingreep moet je baby leren de tong goed te gebruiken. Naarmate de tongspieren meer getraind raken, zal de techniek verbeteren. De tong zal daardoor de kaken verder uit elkaar ‘duwen’, waardoor het gehemelte in de loop van de maanden verder omlaag kan komen. Wanneer dit proces goed verloopt, zal ook de tong beter schoon worden en verdwijnt het witte beslag.
* Keuze flessenspeen: Zodra de tong meer mobiel is, is de baby in principe in staat om de speen dieper in de mond te nemen. We merken dat flessenspenen met een brede basis dit belemmeren; de baby kan dan immers niet verder aanzuigen dan tot aan de brede basis. Daardoor blijft er geregeld sprake van een tamelijk ‘zuinige hap’ aan de speen, terwijl je je baby graag wilt aanmoedigen om de mond wijd open te doen en diep aan te happen. Dat is de reden dat een smalle basis vaak meer mondvulling geeft.
* Baby van slag: Het komt soms voor dat een baby langer dan een paar dagen huilgedrag en slechter drinken laat zien. Dit is meestal het geval bij de oudere baby die langer heeft moeten compenseren met een strakke tongriem. In de periode voorafgaand aan de behandeling waren deze baby’s meestal al huilerig en dronken ze matig. Vaak is er in zo’n geval niet alleen behandeling van de tongriem of lipband nodig, maar ook behandeling van compensatiegedrag. Zie FAQ compensatiegedrag. Vaak geven ouders in deze situatie na de ingreep wat langer pijnstilling. Iets anders om rekening mee te houden is een gewone virusinfectie die toevallig tegelijkertijd opspeelt. Wanneer ouders zich zorgen maken over koortsverschijnselen, kunnen ze naar de huisarts gaan; zie ook de FAQ over koorts.
Er is geen koorts te verwachten naar aanleiding van de behandeling. Ook wondinfectie of ontsteking zijn niet waarschijnlijk.
Onder koorts verstaan we een lichaamstemperatuur boven de 38 graden Celsius (www.thuisarts.nl). Bij baby’s onder de 3 maanden is het een goed idee om in geval van koorts met uw huisarts te overleggen. Het zou kunnen dat uw baby een virus of andere infectie onder de leden heeft.
Bij ongemak na de behandeling kunt u paracetamol geven volgens de bijsluiter.
– De leeftijfd is variabel. De meningen lopen hierover uiteen. Sommigen noemen 5 jaar, anderen 8 jaar.
Dit hangt in eerste instantie af van de motivatie van de cliënt . Het ene kind is zich eerder bewust van verkeerde gewoonten dan het andere en het ene laat zich eerder behandelen dan het andere.
– De motivatie. Langdurig ingeslepen gewoonten moeten veranderd worden en de aangeleerde nieuwe functie moet ingebouwd worden in het “normale” leven. Dit vereist een enorme motivatie van zowel de cliënt als van de ouders.
– De ernst van de tandheelkundige afwijking. De vorm van gebit en kaak kan zo afwijkend zijn dat bv. neusademen niet mogelijk is. Een ondoorgankelijke neus of bv. ernstig vergrote amandelen kunnen eveneens een neusademen onmogelijk maken. Bovendien kan een verkeerd mondgedrag de afwijking alleen nog maar verergeren. Duidelijk is dat er in bovenstaande gevallen sprake moet zijn van goede samenwerking tussen arts, tandarts, Myofunctionele therapeut en orthodontist of KNO-arts.
– De ernst van de logopedische afwijking. De mate waarin het afwijkende mondgedrag het normale eet- en drinkpatroon en de spraak beïnvloedt, zal medebepalend zijn voor het tijdstip waarop met Myofunctionele therapie begonnen moet worden
– Zuiggewoonten: Te vaak of te intensief (ook bij oudere kinderen of volwassenen) duim- of vingerzuigen. Ook tong- en lipzuigen komt voor. Een te lang of te intensief gesabbel op een speen valt ook onder afwijkende zuiggewoonten. Het is algemeen bekend dat afwijkend zuiggedrag leidt tot een afwijkende stand van tanden en/of kaken.
– Mondademen: De functie van de neus bestaat onder andere uit het bevochtigen, verwarmen en reinigen van de ingeademde lucht. Bij mondademen vervalt deze gunstige eigenschap. De gevolgen zijn vaak terugkerende infecties in de keel, van amandelen of zelfs middenoorontstekingen. Vaak zien we bij mondademen dat ten gevolge van het wegvallen van de druk van de lippen op de tanden, de voortanden naar voren gaan staan. Tevens komt een smal verhemelte voor en in meer of mindere mate kwijlen.
– Bijtgewoonten, bv. vinger-, nagel- of lipbijten; of klemmen, knarsen e.d. Dit kan schadelijke invloed hebben op het kaakgewricht waardoor spieren overbelast worden. Andere spiergroepen in de mond zullen daar ook nadelige gevolgen van kunnen ondervinden.
– Afwijkend slikgedrag: Afwijkend slikgedrag gaat meestal met tongpersen gepaard, naar voren of opzij. De afwijkende houding van de tong heeft grote gevolgen voor het vermalen van het voedsel, het vormen van een goede voedselbrok en het slikken. Tenslotte heeft het gevolgen voor de spraak. Een afwijkend slikpatroon heeft vrijwel altijd gevolgen voor de stand van de tanden of kiezen en de vorm van de kaak.
Wanneer er sprake is van een verstoord evenwicht van de mond- en aangezichtsspieren of van een disfunctioneel slikpatroon, kan er sprake zijn van een of meer van de onderstaande verschijnselen:
– mondademen;
– ongewenste stand van tanden, kiezen of kaken;
– (gedeeltelijk) terugkeren van via orthodontische of kaakcorrigerende behandelingen ‘verholpen’ afwijkingen;
– duimzuigen, vingerzuigen, speenzuigen etc. waar eigenlijk niet van af te komen is;
– indien er bij een volwassen cliënt duidelijke problemen zijn bij het op zijn plaats blijven zitten van een overigens perfect vervaardigde gebitsprothese;
– indien er sprake is van “slappe” lipspanning;
– indien er sprake is van een smal en hoog verhemelte;
– bij spraakmoeilijkheden, bv. lispelen of slissen;
– bij moeilijkheden met slikken of eten;
– indien er sprake is van een verkeerde tongpositie in rust (bv. lage tongligging in rust);
– bij kaakgewrichtsklachten.
Hierbij wat linkjes voor nazorg bij de oudere baby. De oudere baby werkt vaak minder makkelijk mee. Dan kan een andere houding en wat speelselere benadering helpen. Een oudere baby heeft ook veel langer moeten compenseren met andere spieren om toch te kunnen drinken, dus een stukje therapie om het compensatiegedrag los te laten helpt. Daarnaast begeleiding van een lactatiekundige IBCLC of een pré-logopedist is aan te raden om het voeden te verbeteren. Zie hier een lijst met lactatiekundigen en therapeuten en pré logopedisten per provincie.
Oudere baby Lactatiekundige IBCLC, Melissa Cole. https://www.youtube.com/watch?v=-llmAhDoKno https://www.youtube.com/watch?v=q9Io3Ush-S4
Oudere baby Lactatatiekundige IBCLC Jennifer Tow. https://www.youtube.com/watch?v=DgneHlx-5Rc
Kijk er even een paar keer naar, masseer ook de kaakspieren, wangen zoals op deze filmpjes. Help je kindje om te ontspannen.
Pijn en ongemak, zie deze FAQ.
Tijdelijk meer spugen doordat de baby effectiever drinkt, dit kan de maag misschien nog niet zo snel verwerken. Er kan na de behandeling een beetje ingeslikt bloed bij zitten. Dat kan geen kwaad. Ook in de luier een beetje groen/zwart gestold bloed.
Meer speekselvloed, of “bubbeltjes” of schuim op de lippen, dit is omdat de baby zijn tong anders maar beter zijn speeksel leert door slikken. Dit neemt afhankelijk van de leeftijd van de baby of kind enige tijd.
“Hoesten”, horen we vaak direct na de behandeling. Doordat de tongspieren aan botstructuren zoals de kaken, het tongbeen (de adamsappel), nek, schedel vastzitten (tot aan de schouders) wat meer beweeglijkheid krijgen doordat de tongriem de beweging van die spieren niet meer belemmerd. Het is dus positief.
Tijdelijk ruiken of stinken uit de mond. Dit omdat de tongriem en lipband weg “gebrand” zijn.
Tijdelijk minder goed aanleggen, pijn met aanleggen, weigeren van borst of fles, kijk ook naar de FAQ over verhelpen van compensatie gedrag.
Zuigblaren kunnen nog wel even blijven, je kindje is gewend op een compenserende manier te drinken en het kan even tijd nemen voordat het verdwenen is en het kan geen kwaad.
Erg mopperig zijn de eerste 24-48 uur. Lees ook de veelgestelde vraag daarover.
Koorts; bij koorts is de lichaamstemperatuur 38 graden of hoger. Het is erg onwaarschijnlijk dat dit ten gevolge van de behandeling is. Belangrijk is dat uw kindje niet suf is en goed blijft drinken. Geef bij melk weigeren uit fles of borst evt met een spuitje of lepel het in het mondje.
Bij kinderen onder de 3 maanden met koorts moet u uw huisarts waarschuwen.
Baby’s zoeken tijdens het drinken naar een positie waarin ze zich goed gesteund voelen. Wanneer je een fijne houding kunt vinden samen, kan je baby alle energie gebruiken om goed te drinken. Door de beperkte tongmobiliteit heeft je kind moeite om dat gevoel van goed gestabiliseerd liggen te ervaren. Je baby doet moeite om de borst of speen goed vast te houden en omdat de tong daarbij belemmeringen opwerpt, kan je baby gaan klemmen of ‘bijten’ met de kaken. Een borstvoedende moeder zal in zo’n geval met name bij het aanhappen pijn ervaren. Een trillende kin door de kaakspanning en zuigblaren op lippen door wrijving kunnen zowel bij voeden aan de borst als voeden uit een fles voorkomen. Dit compensatiegedrag is heel vermoeiend voor je kind. Het maakt ook dat je baby het voedingsproces minder positief ervaart dan je zou wensen. Dit kan op allerlei manieren invloed hebben op het gedrag en de rust van je kind. De energie die in het compensatiegedrag gaat zitten, gaat soms bovendien ten koste van het groeien en gedijen. Vooral wanneer je baby prematuur is geboren, is dit iets wat je heel graag wilt voorkomen. Omdat er bij (rand)prematuriteit of dysmaturiteit vaak een verwachtingspatroon is van minder goed drinken, wordt de korte tongriem geregeld over het hoofd gezien. Verdrietig genoeg leidt dit er soms toe dat je baby als luie drinker bestempeld. Daarmee wordt helemaal vergeten hoe moeilijk deze situatie voor je kleine kind zelf is. Ook voor de interactie tussen moeder en kind kan dit een grote impact hebben; soms vraagt het veel tijd en geduld om daar samen weer uit te komen.
Het klemmen met de kaken leidt er vaak toe dat de niet rond, maar vervormd en plat als een lipstick uit de mond van de baby komt. Doordat tijdens het klemmen de bloedsomloop wordt belemmerd, kunnen er tepelpijn en tepelkloven ontstaan. Ook is de tepel soms zo afgeklemd dat deze blauw, wit of paars verkleurd raakt. Zorgverleners denken bij een dergelijke verkleuring soms aan het syndroom van Raynaud, omdat de klachten er sterk op lijken. Niet iedereen heeft voldoende borstvoedingskennis om deze klachten met een te strakke tongriem in verband te brengen. Hetzelfde geldt voor zuigblaren; deze ontstaan door frictie van een herhaling van aanzuigen en loslaten en worden ook niet altijd als een gevolg van een strakke tongriem of lipband herkend. Compensatiegedrag aan de fles leidt er soms toe dat een baby de speen helemaal plat en vacuüm zuigt, waardoor er geen melk meer uit komt en de baby gefrustreerd raakt. Het compenserende drinkgedrag hoeft bij de moeder die borstvoeding geeft niet altijd pijn te doen, zelfs al is er wel sprake van blaren of een afgeplatte tepel. Moeders zeggen in zo’n situatie soms dat de baby ‘hard’ of ‘krachtig’ zuigt.
Met een strakke tongriem en/of lipband heeft een baby soms moeite om de borst (of fles) ‘leeg’ te drinken, vaak drinken om toch genoeg binnen te krijgen. Verstopte melkklier of veel stuwing. Overproductie. Melkblaartjes.
Minimale of stagnerende groei, veel afvallen(>7%) in kraamtijd pas na meer dan 10 dagen terug op geboortegewicht en na aantal weken of maanden als de productie langzaam afneemt. Baby’s geven het soms minder goed aan, gaan in een soort spaarstand. Slapen langer door. Je ziet het ook aan vermindering van aantal poepluiers.
Baby drinkt alleen de toeschietreflex, daarna “sabbelen”. Kort drinken of juist heel lang. Maakt alleen lange teugen(kin beweegt ver naar beneden) en slikt met toeschietreflex en borstcompressie geven.
Wanneer een kind een strakke tongriem of lipband heeft, heeft het vaak moeite om een grote hap te maken en goed grip te houden. Door de lage tongpositie verliest een kind gemakkelijk het vacuüm tijdens het drinken; het kind slaagt er simpelweg niet in om de borst of speen tegen het gehemelte aan te duwen. Je kunt daarbij vaak klakgeluiden en luidruchtig drinken waarnemen. Dikwijls wordt deze stijl van drinken door ouders ‘gulzig’ en ‘onrustig’ genoemd. Als zorgverleners een baby observeren, gaat de aandacht geregeld uit naar of de baby in staat is de tong uit te steken en veel minder naar of de baby de tong goed kan heffen.
De lucht die het kind inslikt, moet er ergens weer uit en dit leidt tot boeren, hikken, spugen, windjes laten, een opgezette buik krijgen, of last hebben van krampjes (ook wel ‘koliek’ genoemd).
Een ander verschijnsel dat hiermee te maken kan hebben, is ‘reflux’. Ook dit is een complex begrip. Op zich is het normaal dat een baby gemakkelijker dan een volwassene kan spugen; dit is een beschermmechanisme. De sluitspier tussen slokdarm en maag is nog niet zo strak, waardoor een baby weinig moeite hoeft te doen om een teveel aan voeding of voeding die bedreigend is voor de gezondheid, terug uit te spugen. In westerse samenlevingen wordt dit probleem verergerd doordat veel baby’s vaak veel voeding per keer krijgen aangeboden en weinig worden gedragen en vlak na de voeding meteen op de rug worden gelegd. Daardoor stroomt de melk gemakkelijker terug in de slokdarm. Op zich is ‘reflux’, want ’terugstromen’ betekent, dus helemaal niet zo erg. Het wordt een probleem als een baby een normale voeding niet kan binnenhouden of last heeft van oprispingen van maagzuur; dat geeft pijn en soms spuugt een baby zelfs bloed uit, afkomstig van de beschadigde slokdarm. Bij verborgen reflux vindt iets vergelijkbaars plaats; dan zie je geen spugen, maar slikt de baby alles terug. Daardoor vergeten baby’s soms even te ademen; de coördinatie van zuigen, slikken, ademhalen en terugslikken is op zo’n moment gewoon te complex voor ze. Hierdoor kunnen baby’s tijdens de voeding al onrustig worden. Ze laten zich dan na de voeding niet of nauwelijks neerleggen om te slapen, omdat ze al de pijnlijke en onaangename ervaring hebben dat met de lucht, ook de voeding en het maagzuur teruglopen in de slokdarm. Voor ouders kunnen deze gedragspatronen heel verwarrend zijn, zeker als een baby door adempauzes zelfs blauw aanloopt; ook zij kunnen er verdrietig van worden en onzeker over wat ze het beste voor hun kind kunnen doen. Vaak blijkt rondlopen met de baby rechtop enige rust voor het kind te geven; wanneer je als ouder hiervoor de rust en het geduld kunt vinden, doe je iets heel waardevols voor het welzijn van je baby.
Ouders met een kind met deze problemen krijgen door zorgverleners regelmatig johannesbroodpitmeel ingezet om te zorgen dat de maaginhoud minder gemakkelijk omhoog komt. Hieraan zijn wel nadelen verbonden: de melk is door de baby lastiger te drinken (terwijl het drinken al moeilijk is) en het pitmeel geeft voor de baby geen waardevolle voedingsstoffen, terwijl de voeding wél zwaarder verteerbaar wordt. Ook worden in dergelijke situaties af en toe maagzuurremmers ingezet, zonder dat het onderliggende probleem wordt opgelost.
Spruwklachten kunnen worden verward met strakke tongriem, omdat bepaalde verschijnselen erg op elkaar lijken en soms moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn.
Bij een strakke tongriem kan de tong niet goed omhoogkomen en daardoor wordt deze niet tegen het gehemelte ‘schoongeveegd’. Vanaf de geboorte zie je witte aanslag op de tong; deze aanslag begint vaak daar waar aan de onderkant de strakke tongriem de tong op de mondbodem houdt. Het voorste gedeelte, of de tip van de tong, veegt zich nog wél schoon, namelijk aan de achterkant van de bovenkaak.
Als er sprake is van spruw, gaat het niet om melkresten die niet kunnen worden weggeveegd, maar om groei van de Candida albicans-schimmel. Bij Candida kan er een parelmoer glans verschijnen of er is sprake van echt witte plakkaten op de slijmvliezen in de mond. Candida kan stekende pijn in de borst geven, maar bij een strakke tongriem kan er door compenserend drinken eveneens pijn in de borst ontstaan. Dit maakt het voor zorgverleners met beperkte kennis over te korte tongriemen soms heel lastig om te bepalen wat er aan de hand is. Uiteraard kan het ook zo zijn dat je baby én spruw heeft én een te strakke tongriem. Het is namelijk zo dat het minder goed weggeven van de melkresten de ontwikkeling van spruw in de hand kan werken. Candida is een schimmel die de meeste mensen gewoon bij zich dragen. Dit kan geen kwaad zolang er geen overgroei ontstaat. Dan kan het lichaam dit zelf oplossen. Wanneer de melkresten niet goed worden weggeveegd of als de algehele lichamelijke weerstand niet optimaal is, kunnen er bij zowel moeder als kind klachten ontstaan.
*Let wel*: Enerzijds is het zo dat niet alle klachten hoeven aanwezig te zijn in geval van een te strakke tongriem of lipband. Anderzijds is het óók zo dat hiervan met een beperkt aantal klachten tóch sprake kan zijn. Met sommige vormen van een te strakke tongriem of lipband kunnen je baby en jij je nu misschien goed redden, maar het is denkbaar dat er op de langere termijn wél problemen ontstaan. Je kunt daarbij denken aan moeite met spreken of vaste voeding, tanden poetsen en mondhygiëne en gebits- en kaakontwikkeling.
We realiseren ons dat dit alles bij elkaar voor jullie als ouders een complex beeld geeft en dat het moeilijk voor je kan zijn om te bepalen waar je goed aan doet. Kom daarom gerust langs om de tongriem of lipband van je kind te laten beoordelen, zodat we samen met jou kunnen kijken wat in jullie specifieke situatie de beste aanpak zou kunnen zijn.
Afhankelijk van de grootte en van de spreiding over de kaken zijn er twee mogelijkheden:
Parel van Epstein:
Dit zijn kleine verdikte inclusiecysten op het gehemelte, maar kunnen ook op het tandvlees voorkomen. Meestal te zien als multipele, witte, rijstkorrelgrote verhevenheden in het vestibulair (tegen de wang gelegen vlak) slijmvlies van de bovenkaak (processus alveolaris). Het zijn kleine met vocht gevulde holtes, (cystische nodule) afgedekt door een dun epitheel (laagje huid) en gevuld met keratine (een soort eiwit).
De Epstein parels zijn totaal onschuldig, doen geen pijn, hoeven niet behandeld te worden en verdwijnen spontaan. Een behandeling is dus niet nodig.
“Bohn’s” nodules (gezwel):
Dit zijn wit achtige bulten verspreid over de gehele boven en/of onderkaak (zie foto’s). De exacte etiologie is onbekend, maar het vermoeden is dat ze ontstaan als overblijfsel van de dental lamina of van heterotrofe speekselklieren. Ze kunnen aanwezig zijn over de gehele kaak of op het palatum (gehemelte). Deze “gezwellen” zijn goedaardig en verdwijnen in de loop der tijd.
Het verwijderen van een tongriem of lipband wordt al jaren uitgevoerd door diverse medisch specialisten of tandartsen. Vaak gaat het dan om oudere kinderen of volwassenen met een zodanige functiebeperking dat chirurgisch ingrijpen nodig is. Wanneer drinken voor baby’s of jonge kinderen moeizaam ging werd er in het verleden vaak overgegaan op kunstvoeding. Tegenwoordig is men alert om in een vroeg stadium wanneer er (functionele) problemen zijn deze te diagnostiseren en eventueel te laten behandelen. Het is dus niet zozeer een hype of trend, maar heeft met vroeg diagnostiek te maken. Bij mogelijke (functionele) problemen is het beter om op jonge leeftijd te worden behandeld dan op oudere leeftijd.
De Nederlandse Vereniging Lactatiekundigen heeft een Werkdocument Tong-en Lipriem voor alle zorgverleners, artsen, verloskundigen, (pre) logopedisten gemaakt. Dit kan van de site afgehaald worden en gekopiëerd.
Informatie naar gepubliceerd onderzoek in het Journal of Pediatrics van specifiek het effect op reflux, lucht mee drinken door tong-en lipriembehandeling kan men terecht bij het werk van kaakchirurg en kinderarts Scott A. Siegel.
Op de site van de Amerikaanse KNO-arts dr. Ghaheri http://www.drghaheri.com is ook veel informatie te vinden.
De Nederlandse Vereniging Lactatiekundigen heeft een Werkdocument Tong-en Lipriem voor alle zorgverleners, artsen, verloskundigen, (pre) logopedisten gemaakt. Dit kan van de site afgehaald worden en gekopiëerd.
Informatie naar gepubliceerd onderzoek in het Journal of Pediatrics over specifiek het effect op reflux, lucht mee drinken door tong-en lipriembehandeling kan men terecht bij het werk van kaakchirurg en kinderarts Scott A. Siegel.
In Nederland zijn we wel bezig met het opzetten van wetenschappelijk onderzoek, maar is er tot op heden nog weinig gepubliceerd.
Er blijft veel discussie over de benaming en behandeling van de types tongriem, en of er bewijs is dat een behandeling wel effectief is en hoeveel je moet weghalen van de tongriem en lipband.
Veel onderzoeken uit het verleden keken ook alleen naar de “duidelijke” tongriem die zichtbaar was met een vlies tot aan de tip van de tong. Maar uit recentere onderzoeken van O’Callahan (2013) and Pranksy (2015) blijkt dat er wel degelijk een posterior deel is, achter het mondslijmvlies wat ook behandelt moet worden om de (borst)voedingsproblemen het hoofd te bieden.